Inleiding
Net als in het eerste Corona-jaar, hebben de deelnemende imkers ook in 2021 actief aan het programma kunnen meewerken met spectaculaire resultaten. We zien nu dat de enorme hoeveelheid werk die sinds 2014 is verzet, bewijst dat de aannames waarmee we begonnen – dat er een klein beetje Varroa Sensitieve Hygiëne (VSH) in de honingbijenpopulatie zit en dat daarop geselecteerd kan worden met Enkele-dar-inseminatie (gebaseerd op het werk van de USDA dat teruggaat tot 1997) – in de praktijk goed uitpakken.
In deze inleiding geven we u eerst een “opfrisser” over de methode die we gebruiken, gevolgd door de laatste resultaten.
De methode is gebaseerd op vier verschillende manieren waarop koninginnen bevrucht kunnen worden, nl.: enkele-dar-inseminatie, meerdere-dar-inseminatie, Landbevruchtingsstations en Eilandbevruchtingsstations. Elk van deze bevruchtingsmethoden heeft haar eigen voor- en nadelen maar is het krachtigste als zij voor het juiste doel wordt gebruikt. Daarom is het totale programma een mix van deze vier bevruchtingsmethoden.
- Enkele-dar-inseminatie – Single Drone Insemination (SDI):
Dit is de eerste en belangrijkste stap in de selectie van Varroa Sensitieve Hygiëne (VSH). Wij produceren een groot aantal kleine volkjes met verschillende genetische achtergrond. Elk volkje heeft een koningin die geïnsemineerd is met één enkele dar
Na toevoeging van extra Varroamijten onderzoeken we het broed en bepalen we de mate van resistentie (VSH). Zo kunnen we vooral koninginnen/volken vinden die met een zeer resistente dar zijn aangepaard. Alleen koninginnen wiens volkje 75% of meer van de mijten elimineren, worden gehouden. De dochters van deze koninginnen zullen de resistentiegenen dragen en zo de basis leggen voor het teeltprogramma.
Aan het begin van dit selectieproces schatten we dat slechts 10% van de darren voldoende VSH-genen zal dragen.
Als je in dit stadium meer dan één dar zou gebruiken, zoals in een normale bevruchting met ongeveer 10 darren, wordt het effect van één dar die voldoende VSH-genen draagt verdund door de andere 9 darren die weinig of geen VSH-genen dragen. Wanneer de VSH-genen verdund zijn, is de resistentie niet te detecteren/meten.
2. Meerdere-dar-inseminatie – Multi Drone Insemination (MDI):
SDI-volkjes zijn zeer geschikt om het VSH-niveau van een (start)populatie te verhogen, maar SDI-volkjes moeten klein worden gehouden en hebben een relatief korte levensduur (vanwege de beperkte hoeveelheid sperma die door de koningin wordt opgeslagen). Omdat zij klein zijn, kunnen deze volkjes niet (gemakkelijk) worden geselecteerd op andere belangrijke eigenschappen zoals honingproductie en zwermtraagheid. Daarom insemineren wij een groter aantal koninginnen met het sperma van ten minste 10 darren. Aangezien we nu later in het selectieproces zijn, zullen de meeste darren de resistentiegenen dragen. MDI-volken kunnen veel langer worden gehouden (2 tot 4 jaar) en kunnen worden getest op de beschreven eigenschappen. Wij monitoren ook de groei van de Varroapopulatie in deze volken door monsters te nemen (300 bijen per kolonie) om het aantal mijten op deze bijen (in plaats van in het broed) te bepalen, de zogeheten “foretische” mijtentelling. Dit is een methode die bij een groot aantal volken kan worden toegepast zonder dat dit al te veel arbeid vergt.
Het voordeel van het gebruik van Multi Drone Inseminaties is dat we de biodiversiteit zo hoog mogelijk kunnen houden. We kunnen een grote variëteit van verschillende darrenlijnen gebruiken in vergelijking met een bevruchtingsstation dat meestal maar één of twee verschillende lijnen per jaar heeft.
3. Landbevruchtingsstation:
Het nadeel van de MDI-volken is dat er speciale inseminatievaardigheden voor nodig zijn. De hoeveelheid werk die ermee gemoeid is, maakt het minder geschikt voor grootschalige productie van bevruchte koninginnen in de imkergemeenschap in het algemeen. Daarom maken we meer en meer gebruik van landbevruchtingsstations. Op zo’n bevruchtingsstation, dat idealiter enigszins geïsoleerd is van andere bijenstanden, plaatsen we volken die darren leveren die Varroaresistentie genen dragen. Aangezien het om een landbevruchtingsstation gaat, gaan wij ervan uit dat een bepaald, hopelijk laag, percentage van de darren afkomstig is van volken van andere imkers. Dit betekent dat de bevruchtte koninginnen geen 100% “zuivere” volken zullen voortbrengen. De koninginnen die op deze stations worden bevrucht, kunnen echter wel worden gebruikt in productievolken waarin zij worden beoordeeld voor ons selectieprogramma.
Uit de beste volken produceren we geen koninginnen als nakomelingen (zij zouden ongewenste eigenschappen kunnen hebben van onbekende/vreemde darren). De beste volken kunnen daarom dus wel goede, geselecteerde, zuivere darren leveren voor gebruik in het teeltprogramma.
De beste volken kunnen daarom dus wel goede, geselecteerde, zuivere darren leveren voor gebruik in het teeltprogramma. Darren komen uit onbevruchte eitjes en vertegenwoordigen dus slechts de genen van hun moeder, zij hebben dus geen directe biologische vader.
We hebben in ons Hawaï-programma en nu ook in ons EU-programma ondervonden dat het gebruik van geselecteerde darren, uit volken waarvan de koningin op een landbevruchtingsstation is aangepaard, in feite zeer krachtig is. Gezien het relatief grote aantal volken dat kan worden geproduceerd en gecontroleerd (slechts een paar monsters bijen per jaar zijn nodig voor de beoordeling van het gehalte aan foretische mijten), kan een zowel sterke als brede selectie worden gemaakt op basis van hoge resistentie, goede honingopbrengst, zachtaardigheid en lage zwermneiging.
4. Geïsoleerd bevruchtingsstation:
Terwijl de vorige methoden zeer nuttig zijn tijdens het selectieproces, zijn zij minder nuttig voor het verspreiden van de teeltvorderingen onder de imkers die niet aan het selectieprogramma deelnemen. Die imkers zijn geïnteresseerd in zuiver bevruchte koninginnen (“F0”) die kunnen worden gebruikt om van over te larven en zo hun eigen F1-koninginnen voor hun productievolken te produceren. Voor deze distributie van goede eigenschappen kan het gebruik van een geïsoleerd bevruchtingsstation (een eiland of een afgelegen bergvallei) een zeer efficiënte manier zijn. We zullen zien dat steeds meer geïsoleerde bevruchtingsstations Arista of (ten minste gedeeltelijk) van Arista afgeleide koninginnen gebruiken als basis voor hun darrenlijnen. Dit zal de verspreiding van de resistentiegenen in de verschillende honingbijenpopulaties vergemakkelijken – en zal uiteindelijk zelfs ten goede komen aan imkers die helemaal geen bevruchtingsstations bezoeken, aangezien hun koninginnen vaker zullen worden aangepaard met Varroaresistente darren van hun buren. selection program.
Het is belangrijk om op te merken dat we nog niet in staat zijn om al deze bevruchtingsstations jaar na jaar van nieuwe, niet-verwante en zeer resistente koninginnen te voorzien. We moeten er ook voor zorgen dat we de meer dan 100 jaar van selectie (door imkers of door de natuur) niet verloren laten gaan door te snel te gaan met het nog beperkte aantal door Arista gevalideerde lijnen. We staan nu op een keerpunt; we hebben de volledige steun van de imkergemeenschap maar ook van de regeringen nodig om het programma uit te breiden en ervoor te zorgen dat we de genetische basis van de honingbij zo breed mogelijk houden. De methode werkt, het is “gewoon” een kwestie van implementeren 😊…
Vooruitgang in het teeltprogramma
Organisatie
Dr. Guillaume Misslin, onze projectleider in Nederland en Sacha d’Hoop, onze projectleider in België, ondersteunen ongeveer 200 imkers, verdeeld over 18 groepen in: België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk en Zwitserland. In de 18 groepen zijn de drie belangrijkste bijenrassen vertegenwoordigd: Zwarte bij, Carnica en Buckfast.
In België konden we een nieuwe projectleider verwelkomen: Julien Duwez. Hij is pas afgestudeerd als bio-ingenieur in Gembloux en was al bij het project betrokken als deelnemer voordat hij bij ons kwam werken. Zijn toevoeging aan het team zal ons in staat stellen de coördinatie van, en de ondersteuning aan de deelnemende Waalse imkers te verbeteren, evenals de opleiding van degenen die zich onlangs bij ons hebben aangesloten
De imkers die aan het programma deelnemen, worden door de Projectleiders ondersteund bij de te maken keuzes zoals over het gebruik van lijnen, bij de koninginnen- en darrenteelttechnieken en bij de Varroabesmettings- en telrondes. Bovendien organiseren de Projectleiders ook inseminatiecursussen met de groepen zodat ze meer autonomie en flexibiliteit krijgen.
Het totale aantal volken dat moet worden gevolgd en gecontroleerd neemt toe, aangezien wij nu meer en meer volken houden die op de verschillende beschreven manieren zijn bevrucht. Hiervoor hebben we gelukkig onze eigen, op maat gemaakte web-based databasetoepassing “Queenbase”. Dit is meer dan ooit het instrument dat moet worden gebruikt om aan de projectleiders verslag uit te brengen over de productie- en teeltgegevens van de volken die tijdens elk seizoen worden verzameld, alsook over de stambomen en de nakomelingsgegevens van de koninginnen in deze volken.
Resultaten van inseminatie met één dar
Het aantal volken dat we op mijt verwijderingsgedrag (Varroa Sensitieve Hygiëne; VSH) in SDI-volken konden testen, bedroeg 969, een toename met 56 vergeleken met het voorgaande jaar. Net als in voorgaande jaren verwijderde ongeveer 1/3 van de volken meer dan 75% van de reproducerende mijten (het minimum vereiste om geen chemische behandeling nodig te hebben). Deze volken met een hoog VSH-gehalte kunnen in het teeltprogramma worden gebruikt.
Meer dan 100 van de volken met een hoge VSH-waarde verwijderden alle – 100% – van de zich voortplantende mijten uit het werkstersbroed. We hebben dit nu jaar na jaar aangetoond, maar het blijft een klein wonder om te zien dat de bijen zelf de Varroamijten zo goed verwijderen en dat deze eigenschap wordt overgedragen op de volgende generatie. Om de volken te evalueren openen vrijwilligers de broedcellen om de inhoud te onderzoeken. Het totale aantal geopende broedcellen neemt nog steeds toe in vergelijking met voorgaande jaren, omdat we bij hogere VSH-niveaus minder mijten vinden en dus meer cellen openen om toch voldoende informatie te krijgen. Bovendien doen we steeds meer hertellingen, om er zeker van te zijn dat de volken die hoog scoren inderdaad consistent hoog scoren, ook als ze meerdere keren worden gemeten.
Het feit dat 2/3 van de bijenkasten geen hoge VSH-score heeft, komt doordat we de imkers vragen nieuw bloed te blijven inbrengen (goede, nieuwe lijnen, maar geen VSH). Daarom is het programma een mix van nieuwe lijnen die zich in de eerste jaren van selectie bevinden (aanvankelijk laag VSH) en reeds bewezen lijnen (hoog VSH).
Landbevruchtingsstations en resultaten van meerdere-dar-inseminaties
Italië
Zoals we in de paragraaf “Landbevruchtingstation” hebben beschreven, en zoals we in ons Hawaï-programma hebben geleerd, kun je een zeer goede bijdrage aan de selectie leveren door productievolken te gebruiken.
Zoals ook beschreven in eerdere updates, hebben we een “geoliede machine” kunnen bouwen met een groep zeer bekwame professionele imkers in Italië. Elk voorjaar, en dus ook in 2021, hebben we een set SDI-volken aan deze groep geleverd. Hieruit worden meer dan 300 koninginnen geteeld en bevrucht met darren uit volken die ook uit ons programma komen (selectie van het jaar ervoor). Deze meer dan 300 koninginnen staan aan het hoofd van productievolken die zich in de productie moeten bewijzen en gedurende meerdere jaren worden gevolgd en geëvalueerd op de mijtbesmetting (eenvoudige steekproef van bijenmonsters), zachtaardigheid, honingopbrengst en zwermtraagheid. Van de beste volken (na 1, 2 of 3 jaar) worden grote hoeveelheden sperma verzameld door ervaren inseminators/ imkers tijdens een tweede bezoek in het voorjaar. Dit sperma wordt onder de juiste omstandigheden vervoerd en gebruikt voor meerdere-dar-inseminaties van teeltkoninginnen bij de imkers uit de verschillende deelnemende landen.
2021 is een bijzonder jaar voor deze selectie. Na alle jaren van voorbereiding en voorselectie was dit het jaar dat koninginnen, geïnsemineerd in 2020, zich (ruim) een volledig jaar moesten bewijzen. Daartoe werden, in 2021, 16 koninginnen in Nederland gevolgd door het nemen van monsters. Gedurende het hele jaar hielden deze volken, uiteraard zonder enige behandeling, de mijtenbesmetting rond een half procent! Bij controle volken (niet-VSH) zou het mijtenniveau in hetzelfde tijdsbestek zijn gegroeid tot ongeveer 10%. We zijn erg blij en trots op deze uitstekende resultaten – mogelijk gemaakt door 8 jaar werk met een goed samenwerkende groep van nu 200 imkers.
Het is bovendien opvallend dat deze volken reeds in het voorjaar veel groter en gezonder lijken dan “vroeger” (in het begin van de jaren 80 deed de Varroamijt zijn intrede in onze landen). En ook in het najaar zijn de volken groot en zien ze er gezonder uit in vergelijking met wat we gewend zijn.
Misschien zou dit geen verrassing moeten zijn? De bijen doen iets wat imkers niet kunnen, namelijk de Varroamijten 24 uur per dag, 7 dagen per week verwijderen. Daardoor krijgen de ziekteverwekkende virussen (verspreid door de mijten) nooit een kans. Dit is het grote verschil met de huidige praktijk van chemische behandeling. Je kunt als imker nog zo goed behandelen (bijv. 3x per jaar), maar de virusinfecties nemen na een Varroabehandeling slechts langzaam af (duurt weken/maanden). In feite behandel je niet direct tegen de virussen die het grootste probleem voor de volken veroorzaken. En na een chemische behandeling tegen de Varroa, begint de mijtpopulatie gewoon weer te groeien, tot de volgende behandeling. De nog aanwezige virussen kunnen dan gewoon weer “meeliften”. En last but not least, er is geen enkel effect van chemische behandelingen op de bijen. Nu we daadwerkelijk weer met echt gezonde volken kunnen gaan imkeren, realiseren we ons steeds meer waar we de afgelopen 40 jaar aan “gewend” zijn geraakt… het is echt een verademing om weer met “normale”, gezonde volken te kunnen imkeren!
België-Sélange
De methode die met onze Italiaanse collega’s wordt gebruikt, wordt ook in België en Nederland toegepast.
In België hebben wij in Sélange het eerste transnationale resistente bevruchtingsstation opgericht (type “landbevruchtingsstation”). Dit is het resultaat van een partnerschap met l’Abeille Arlonaise, een bijenteeltafdeling uit het zuiden van België. Het is niet alleen de bedoeling om bevruchtingen met een hoge mate van resistentie mogelijk te maken, maar ook om op de lange termijn een gebied zonder noodzaak tot behandelen tegen Varroa te creëren. In 2021 werd het bevruchtingsstation opengesteld voor de leden, wat ongeveer 360 koninginnen uit vele verschillende resistente lijnen heeft opgeleverd, die kunnen worden gebruikt om darren te produceren voor toekomstige te insemineren koninginnen. Er wordt gevraagd geen volken te behandelen die uit deze koninginnen voortkomen, tenzij een meting van de besmettingsgraad aantoont dat dit noodzakelijk is (waardoor deze koninginnen uiteraard uit het programma worden geschrapt).
Nederland-Bronlaak
Ook in Nederland hebben we ons eigen landbevruchtingsstation geopend, dicht bij ons kantoor. Dit station wordt gerund door lokale imkers en gecoördineerd door Arista. Voorlopig hebben we 14 imkers toegelaten. Deze imkers ontvangen van ons het uitgangsmateriaal (larven) voor de koninginnenteelt en laten deze maagdelijke koninginnen vervolgens bevruchten in kleine bevruchtingskastjes. Net als in Italië kunnen de bevruchte koninginnen dan worden gebruikt in productievolken voor de verdere selectie van goed darrenmateriaal in de komende jaren.
Geïsoleerde bevruchtingsstations
De VSH-lijnen die beschikbaar komen, hebben ook de belangstelling getrokken van verschillende bevruchtingsstations op de eilanden. Zij reserveren een deel van hun capaciteit om lijnen op hun bevruchtingsstation te zetten waarin bepaalde niveaus van VSH zijn verwerkt.
Ameland heeft in 2021 verschillende VSH-lijnen op het station gehad op een apart deel van hun eiland. Dit stelde de Ameland-imkers in staat hun bevruchtingsvolken te sturen en te selecteren op verschillende lijnen.
Ook in Duitsland zijn er steeds meer bevruchtingsstations die Varroaresistentie nu als selectiecriterium opnemen door koninginnen te gebruiken die een oorsprong hebben in het Arista teeltprogramma.
In 2021 is een eerste start gemaakt met een samenwerkingsprogramma met het station Flevoland. Deze groep zal zich vanaf nu uitsluitend bezighouden met de selectie en distributie van Varroaresistente koninginnen. Reeds in 2023 zal het bevruchtingsstation “bemand” worden met koninginnen uit het Arista-teeltprogramma.
Zoals eerder gezegd, zijn we te vroeg in het programma om volledig over te schakelen op Varroaresistente koninginnen op alle bevruchtingsstations. Daarvoor hebben we een meer diverse en bredere selectie van resistente lijnen nodig – zonder de grote hoeveelheid werk en kwaliteit die beschikbaar is in de nog niet Varroaresistente lijnen te verliezen.
Onderzoek
Genetische marker voor VSH
In het Genetische Marker-Project proberen we de genen – of een genetische marker voor deze genen – te vinden die gelinkt zijn aan het VSH-gedrag (samenwerking van Arista, hogeschool Van Hall Larenstein, hogeschool Inholland, Bejo Zaden). We zijn heel dicht bij een eerste, zeer belangrijke analyse nu het volledige genoom van de doelvolken gesequenced is. ! Als alles goed gaat zal de eerste analyse van de volledige set gegevens deze zomer (2022) beschikbaar zijn. Hopelijk hebben we dan een eerste indicatie of we inderdaad een krachtig instrument hebben om de selectie te versnellen… wordt vervolgd
VSH-snel test
Het is belangrijk dat we manieren vinden om de zeer arbeidsintensieve selectie efficiënter en/of effectiever te maken, wat een reden is voor het beschreven genetische marker onderzoek. Het selectieproces zou efficiënter kunnen verlopen als we een manier zouden hebben om op de VSH-eigenschap te selecteren zonder de Varroamijten zelf te hoeven kweken, volkjes te besmetten en te tellen…
We zijn daarom blij dat de Stichting Goeie Grutten ons een subsidie heeft toegekend (vanaf 2022) om een VSH-sneltest te ontwikkelen. Zo’n test zou geen Varroamijten nodig hebben en een relatief snel beeld moeten geven van de mate van Varroaresistentie/VSH van een bepaald volkje. Hiervoor zullen we kijken naar specifieke geurstoffen die gebruikt zouden kunnen worden in plaats van de mijt. Voor dit deel van het onderzoek werken we samen met de Universiteit van Greensboro (VS), Buckfast Vlaanderen en de Universiteit van Leuven.
We zullen ook andere manieren onderzoeken om de effecten van de Varroa na te bootsen, zonder de Varroamijt zelf te hoeven gebruiken.
Arista kasten
Aan het einde van 2021 hadden we een totaal van 21 geïnstalleerde Arista sponsor kasten. Deze kasten hebben koninginnen uit ons selectieprogramma en worden gebruikt om de beste lijnen verder te evalueren en te gebruiken. Zowel in 2021 als in 2022 hebben we al darrenbroed en larven uit de beste van deze volken uitgedeeld aan bevruchtingsstations en deelnemende Arista imkers.
Een leuk “neveneffect” is dat de (regionale) imkers die voor de kasten zorgen vaak nieuw zijn in ons programma. Hun ervaring uit de eerste hand en hun eigen netwerk maken ons programma bekend bij een bredere groep imkers.
Verder hebben we, met ook zeer kundige “pensionado’s”, veel tijd besteed aan het goed laten functioneren van het monitorsysteem (gewicht/temperatuur/bijentelling in-uit). De huidige versie is zeer stabiel, werkt op alle plaatsen waar we bijenkasten hebben en is volledig geïntegreerd met de software (Queenbase) van ons teeltprogramma.
De financiële bijdrage van deze bijenkasten is van cruciaal belang voor het voortbestaan van ons teeltprogramma en de stichting. We hopen dat we dit programma verder kunnen uitbreiden en meer donateurs/sponsors voor een Arista bijenkast kunnen verwelkomen!
Hartelijk dank
Wij danken onze donateurs en sponsors voor hun financiële bijdragen die ons in staat stellen dit complexe pan-Europese programma te organiseren.
Wij danken alle deelnemende imkers en vrijwilligers voor de ongelooflijke hoeveelheid tijd, passie en expertise die zij dagelijks investeren in het Varroaresistentie-teeltprogramma.