Landbouw en bestuiving door de bij

Als onderdeel van onze voeding gebruiken velen graag honing. Afgezien van de speciale smaak wordt het ook beschouwd als een gezonde zoetstof, omdat het bepaalde aanvullende elementen, vitaminen en eiwitten bevat. Het zou dus mooi zijn als we, ook in de toekomst, genoeg bijen hebben om deze “gouden vloeistof” te kunnen blijven verzamelen en produceren.

Maar nog belangrijker dan het verzamelen van de honing, is de verantwoordelijke taak van bestuiving van de planten rondom ons, waarvan bestuiving van onze voedingsgewassen de meest kritieke is. Zonder de overdracht van stuifmeel van de ene bloem naar de andere bloem zijn er geen vruchten, geen zaden en is er geen voedsel…

Een derde van de wereldwijde voedselproductie is afhankelijk van dierlijke bestuiving. De overgrote meerderheid, 80-90% van deze bestuiving wordt gedaan door honingbijen. Bestuiving door bijen doet zowel de grootte, als de kwaliteit en de kwantiteit van de gewassen toenemen.

Pollination of a rapeseed field  (Merit de Jong)

Bestuiving van een koolzaad veld (Merit de Jong)

Voedselproductie in het algemeen groeit met onze nog altijd toenemende wereldbevolking. De afhankelijkheid van bestuiving door honingbijen wordt groter, omdat de groei bij bestuivingsafhankelijke gewassen nog groter is dan de algemene groei. Dit wordt veroorzaakt door een groei in de consumptie van fruit en groenten.

De productie groeit sneller dan het aantal beheerde bijenkasten: de vereiste bestuiving is in de afgelopen 50 jaar met 100% toegenomen, terwijl het aantal beschikbare bijenvolken slechts met 50% is verhoogd binnen de EU en zelfs is gedaald in de VS. De VS heeft een toenemend aantal volken moeten importeren uit Australië om aan de vraag te voldoen. Als we de opwaartse trend van verlies aan bijenvolken niet kunnen stoppen, dan komt de bestuiving en daarmee de voedselvoorziening in gevaar.


De honingbij in zwaar weer

De honingbij is de laatste tijd, en nog steeds, bijna wekelijks in het nieuws. Het toegenomen verlies aan bijenvolken heeft de aandacht van overheden, bedrijven en het publiek in het algemeen. Verschillende oorzaken dragen bij aan deze verliezen.

Pollination of a rapeseed field  (Merit de Jong)

Groeiende Mais (Merit de Jong)

De verminderde biodiversiteit, vooral in agrarische gebieden, dwingen imkers hun bijenkasten te verplaatsten naar gebieden met een meer gevarieerd bijendieet. In gebieden waar slechts één gewas wordt verbouwd, hebben de bijen maar een beperkte tijdsspanne voor het verzamelen van stuifmeel (eiwitbron). En slechts één stuifmeelbron is niet voldoende om gezonde jonge bijen te telen. Ondervoeding kan de oorzaak van ziekten zoals Nosema (schimmels) en Vuilbroed (bacteriëel) zijn. Steeds meer onderzoek toont de positieve effecten van rijkere agrarische landbouwgebieden aan en verschillende initiatieven zijn gestart om een deel van het verloren terrein te herwinnen.

Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het algemeen wordt beschouwd als cruciaal, bij het voorzien van de nog steeds toenemende bevolking in hun behoefte aan betaalbaar voedsel. Bijen en bijenhouders hebben een lange en complexe relatie met het gebruik van pesticiden. De meeste imkers erkennen de noodzaak van het gebruik van pesticiden door de agrarische sector en ondersteunen dezelfde agrarische sector met bijen voor de bestuiving van de gewassen. Helaas kunnen bijenhouders geconfronteerd worden met onjuist gebruik van pesticiden met als gevolg zware verliezen bij de honingbijen. Vooral het gebruik van moderne pesticiden als de neonicotinoïden wordt volop besproken door de bevolking, de wetenschappelijke en politieke wereld. De Stichting Arista Bee Research heeft momenteel geen specifieke kennis of expertise op dit gebied en zal dit onderwerp overlaten aan andere daartoe wel uitgeruste universiteiten, instituten en autoriteiten.

Naast de problemen met de biodiversiteit en het mogelijke effect van bepaalde toepassingen van pesticiden, lijdt de honingbij aan verschillende ziekten. De meest schadelijke ziekte wordt veroorzaakt door een mijt: Varroa destructor en wordt beschouwd als de grootste veroorzaker van het verlies van volken, vooral in de winter. Onbehandelde volken sterven vaak binnen 2 jaar aan de gevolgen van de snel groeiende Varroapopulatie.

Varroa mijten werden voor het eerst ontdekt in Zuidoost-Azië in de Westerse bijenvolken in ongeveer 1904, maar zijn nu aanwezig op alle continenten behalve Australië. Tijdens de jaren 80 breidde de mijt zich snel uit in Europa, de VS en Zuid-Amerika.

Varroa en honingbij komen uit het broed  (Merit de Jong)

Varroa en honingbij komen uit het broed (Giles San Martin)

De Westerse honingbij is nog niet in staat om te gaan met deze mijt die afkomstig is van een andere Aziatische bijensoort, namelijk de Apis cerana. De mijt verzwakt de bijen rechtstreeks door het zuigen van het eiwit-vetlichaam, maar veroorzaakt ook ernstige schade aan de bijen door het verspreiden van virussen en bacteriën.

De Varroamijt lijkt steeds moeilijker te beheersen; er zijn meer behandelingen per jaar nodig dan in het verleden, omdat de behandelingen minder effectief worden (de mijten ontwikkelen resistentie). De behandelingen zelf zijn ook schadelijk voor de honingbij, ze dragen bij aan de ongezonde staat van de bijenvolken.

Dit leidt tot de vraag “wat kunnen we doen???”


Natuurlijke Varroa weerstand

Het is aangetoond dat een natuurlijke oplossing mogelijk is: onbehandelde honingbijen in tropische gebieden ontwikkelen een bepaald niveau van Varroaresistentie. Als gevolg van de zware selectiedruk (geen behandelingen door imkers, dus veel Varroa) gecombineerd met een gunstig klimaat voor de bijen, overleeft een bepaald percentage van de bijenvolken tenminste lang genoeg om voor nakomelingen te zorgen (zwermen, nieuwe volken). Deze volken hebben een of meer eigenschappen geërfd die hen helpen om de Varroabesmetting onder controle te houden.

Ook in instituten zijn volken geselecteerd die gunstige eigenschappen hebben en het aantal Varroamijten in de bijenkasten beter onder controle kunnen houden. De beste resultaten tot nu toe zijn behaald door het selecteren van honingbijen met een ‘Varroa Sensitief Hygiëne’ (VSH) gedrag: deze bijen kunnen de Varroa in het broed detecteren en dit besmette broed verwijderen zodat de Varroa zich niet kan voortplanten en vermenigvuldigen.

VSH onderzoek in Baton Rouge - Bob Danka  (Ralph Büchler, ABR)

VSH onderzoek in Baton Rouge – Bob Danka (Ralph Büchler, ABR)

Op basis van deze waarnemingen wordt geconcludeerd dat het mogelijk is natuurlijke resistentie in honingbijen te krijgen door te selecteren op VSH-gedrag. De genetische basis van (een klein aantal) bestaande VSH-volken is zeer smal, aangezien selectie alleen gebaseerd is op deze eigenschap en er geen middelen beschikbaar zijn om deze eigenschap structureel te integreren in een brede basis van de bijenpopulatie.


Onderzoeks-, teelt- en selectieprogramma

Het is de VSH-gedragseigenschap die we zullen gebruiken om honingbijen met Varroaresistentie te telen en selecteren.

De VSH-eigenschap zal moeten worden vastgelegd in een groot deel van de huidige populatie honingbijen, aangezien het belangrijk is om de genetische diversiteit te behouden en inteelteffecten te voorkomen. Wij zullen de bestaande rassen en stammen van honingbijen gebruiken, die goed zijn aangepast aan onze (niet-tropisch) klimaten en gunstige eigenschappen hebben zoals een goede honing opbrengst, zachtheid, normale zwermneigingen en verschillende andere gunstige eigenschappen.

Hiervoor is een breed en toegewijd teelt- en selectieprogramma nodig. Een dergelijk programma zal veel profijt hebben van een intensieve samenwerking tussen universiteiten, instituten en bijenteelt groepen. Op dit moment bestaat er geen professioneel gefinancierd teeltprogramma.

Om de kans van slagen van een dergelijk teeltprogramma te vergroten, is meer kennis vereist over de verschillende technieken en methoden die gebruikt worden. Binnen het programma worden vijf hoeksteenprojecten beschreven. Deze hoeksteenprojecten richten zich op het effectief en efficiënt meten van de mate van Varroa besmetting, de directe meting van de aanwezigheid van de VSH-eigenschap door gebruik te maken van genetische markers, de verbeterde opslag van sperma en eitjes, verbetering van de imkermethode, de behandeling en het beheer van bijenvolken en de toepassing van aanvullende Varroaresistentie-eigenschappen.


De Stichting Arista Bee Research

De Stichting Arista Bee Research is opgericht om een gezondere, Varroaresistente honingbij te telen in samenwerking met imkers, instituten, universiteiten en andere belanghebbenden. De Stichting organiseert, neemt deel aan en werkt samen in een Varroaresistentie-teeltprogramma met toonaangevende instituten en universiteiten wereldwijd.

Bijen bij ABR  (Ireen Roskam)

Bijen bij ABR (Ireen Roskam)

Op deze website wordt een volledig overzicht van het programma gepresenteerd, bestaande uit 6 projecten afgestemd zowel op de ontwikkeling van verbeterde technieken, als op de teelt en selectie van Varroaresistente lijnen. Varroaresistente bijen zullen de besmetting met Varroa op een laag niveau houden met weinig of geen noodzaak tot behandeling. Dit zal gezondere honingbijen opleveren, die beter kunnen overleven en zullen gedijen in een veeleisende omgeving en ervoor zorgen dat de belangrijke bestuivingstaken kunnen worden uitgevoerd.


Ondersteuning

De Stichting kan alleen succesvol zijn als er voldoende middelen zijn om de taken te kunnen uitvoeren. Door gebruik te maken van een mix van professionals, vrijwilligers en studenten creëer je een kritische massa die nodig is om goed lopende projecten te kunnen draaien met een continue en significante vooruitgang. We moeten bereid zijn om de betreffende doelstellingen met de nodige aandacht en volharding na te streven, aangezien een teeltprogramma als dit tenminste 10 tot 15 jaar zal duren. De Stichting is een onafhankelijke, non-profit, niet-commerciële instelling en zal proactief toekomstige resultaten delen met de imkergemeenschap.

Om ervoor te zorgen dat de doelstelling van deze stichting, een gezonde Varroaresistente honingbij, wordt bereikt, is een grote groep donateurs nodig. Wanneer zoveel mogelijk donateurs een kleine gift zouden doen voor een langere periode dan wordt het uitvoeren van een duurzaam programma mogelijk.