Project Scope Varroaresistentie-eigenschappen (VaRT)
Doel van het project Identificatie van Varroaresistentie-eigenschappen die kunnen worden gebruikt voor de selectie en de teelt van Varroaresistente honingbijen.
 
Huidige Status, veronderstellingen en voorgestelde oplossing
– Probleemstelling
– Huidige oplossingen
– Verwachte toekomstige oplossingen, trends.
– Voorgestelde oplossing
Een van de best omschreven eigenschappen van Varroaresistentie is het ‘Varroa Sensitief Hygiëne’-gedrag, een eigenschap die wordt gebruikt als een basis voor het ‘Teelt, Selectie en Distributie’-project in dit programma. De VSH-eigenschap zal een sterke bijdrage geven aan een Varroaresistente honingbij. Echter ook verscheidene andere aanpassingen aan de Varroa zijn beschreven en onderzoek naar andere niet-VSH eigenschappen is verricht (maar zijn nog in een eerdere fase in vergelijking met onderzoek naar de VSH-eigenschap). De Apis cerana, de Aziatische honingbij maakt gebruik van hygiënisch gedrag, maar vertrouwt daarnaast ook op poetsgedrag om de besmetting met Varroa te verminderen. Het samenvoegen van VHS-gedrag (gericht op het broed) en poetsgedrag (gericht op de fase dat de Varroa niet in het broed, maar op de bij zit), zou een goede combinatie van gedragingen kunnen zijn om de besmetting met Varroa op zeer laag niveau te krijgen.
 
Wetenschap & technologie
– Technologie: beschikbaar, vereist
– Aanpak, methodologie, hulpmiddelen
Poetsgedrag is beschreven en aangetoond op laboratoriumniveau. Een groep in de USSA (Perdue University) selecteert op basis van het percentage mijten dat gebeten lijkt (dode mijten uit de bodem van de kast). Echter, er zijn (nog) geen modellen ontwikkeld die gemakkelijk kunnen worden gebruikt voor de selectie en het telen van volken.
Eén Amerikaanse groep (Tsuruda et al.) werkt aan een genetische markertest. Enkele eerste resultaten suggereren de betrokkenheid van een neurexin gen, een gen die ook een rol speelt in poetsgedrag bij muizen. Verder onderzoek is nodig om de verschillende soorten poetsgedrag te begrijpen: is het genoeg voor de bij de mijten ‘af te vegen’ of is het ook van cruciaal belang dat de mijten worden beschadigd? De USDA-groep in Baton Rouge heeft onderzoek gedaan naar de mijt-val (leeftijd en schadeniveau) op bodemplaten en heeft bepaalde parameters geïdentificeerd die van waarde zouden kunnen zijn voor een toekomstig teelt- en selectiemodel.
Een eerste onderwerp voor dit project zou het ondersteunen van de ontwikkeling van een betrouwbare methode voor het meten van poetsgedrag in een semi-veldproef opstelling zijn, zodat selectie en teelt mogelijk is. Een betrouwbare methode zou ook de ontwikkeling van genetische-marker ondersteunen.
Een tweede onderwerp om te onderzoeken is een mogelijk verband tussen poetsgedrag en de kleine-cel-bijen (BMaT project). Ervan uitgaande dat een Varroamijt een tamelijk vaste grootte heeft (ongeveer 1 mm), kan men speculeren dat kleinere bijen eerder aangezet worden om een mijt, die zich probeert te verbergen tussen de segmenten van de (kleinere) buik, weg te poetsen. De mijten zullen misschien meer moeite hebben zich te verbergen tussen de (kleinere) segmenten van een kleinere bij. Voor kleinere bijen zal de Varroa over het algemeen ‘groter’ zijn en zou daarom eerder kunnen worden opgemerkt als ‘vreemd’, ‘niet eigen’ en ‘moet worden verwijderd’.
 
Projectevaluatie
– Potentiële waarde
– Kans op succes
Het belang van poetsgedrag voor Varroaresistentie is niet gekwantificeerd. Maar het lijkt, logisch gezien, potentieel van grote waarde, aangezien het efficiënt afvoeren (of zelfs doden) van de Varroa van de bij zou interfereren met de verdere verspreiding van de Varroa in volk. Het is niet bewezen of poetsgedrag een duidelijk erfelijke eigenschap is. De hoeveelheid onderzoek dat hiernaar gedaan is, is relatief weinig. Dus de kans op succes om meer inzicht te krijgen is hoog en de kans op succes om een duidelijke extra selectie-eigenschap te vinden wordt geschat op gemiddeld.
 
Projectplanning en middelen
– Planning
– Middelen & Partners
Gezien de meer fundamentele aspecten en de fase van dit project wordt het beschouwd als een goed student/academisch project. Er zijn waarschijnlijk een paar opeenvolgende studenten nodig en samenwerking tussen instituten, om tot een screeningmethode te komen. Zodra een methode beschikbaar zou komen kunnen ook andere middelen worden ingezet en zal een meer gestructureerd selectieprogramma worden opgestart. De Stichting Arista Bee Research zal proberen dit project te faciliteren (financieel en met verschillende rassen/maten van bijen), ervan uitgaande dat het grootste deel van de uitvoering van deze activiteiten binnen een of meer van de partner-instituten of universiteitsgroepen zal gebeuren. Directe betrokkenheid van de Stichting is gepland op zijn vroegst voor het jaar 2015 (“niveau 2 financiering”).